OOSTMOERSTRAAT




ONROEREND ERFGOED

Klik hier om de lijst van het onroerend erfgoed te Jabbeke, zoals beschreven in 2012, te consulteren.



De Oostmoerstraat heeft zijn historische bedding vanaf 1478 zo goed als behouden tot aan de bocht naar het zuiden. Daar begin in 1478 tot de 19de eeuw de 'Zuidstraat'. De Oostmoerstraat liep toen nog pal oostwaarts tot aan de grens met Sint-Andries, door de oostelijke moergronden. In 1512 korte men de naam gemakshalve al eens af tot 'moerwech'.

HET OOSTHOF

In het noorden van het land van Buc, de latere de Pagus Flandrensis, lag in het noorden de koninklijke villa Snellegem sedert de 7de eeuw, misschien reeds iets vroeger. Hier woonde de domesticus of vertegenwoordiger van het Merovingische gezag.

Op een 17de-eeuwse kaart staat midden de zuidelijke weide (in de hoek van de Oostmoerstraat) een door walgrachten omringde burcht. Het huidige Oosthof is maar het nederhof of de boerderij die bij het opperhof hoorde. De internationale onderzoeken onder leiding van professor Tys van de VUB bevestigden deze ligging. Uit dit onderzoek bleek tevens dat er hier in de 7de eeuw rondom bewoning was - er zijn restanten gevonden van langhuizen.

Dit centrale deel was vroeger één van de belangrijkste ridderhoven onder de Heren van Rode. Het bleef dit nog een tijdje onder de Heren van Meetkerke. Adolf van Meetkerke verhuisde in de 16de eeuw naar het kasteel de Blauwe Toren te Varsenare.

In 1489, toen de Brugse schout Pieter Lanckhals in opstand kwam, belegerde hij met zijn troepen deze burcht en vernielde die grotendeels. Wellicht werd ze nooit meer grondig heropgebouwd en geraakte het bouwwerk in totaal verval. Ook onder Lodewijk XIV (1643-1715) had het nederhof fel te lijden onder de verwoestende doortocht van zijn soldaten.

Belangrijk zijn nu de monumentale ingangspoort uit de 16de eeuw, de walgracht, een gedeelte van de oude schoorsteenmantel en het keldergewelf. Het gebouw werd in 1962 beschermd.

HISTORISCHE HOEVE MET LOSSTAANDE BESTANDDELEN

Oostmoerstraat nr. 44. Historische hoeve met losstaande bestanddelen. Het is één van de oudste en best bewaarde hoeves van Snellegem. De huidige gebouwen gaan terug tot de 17de eeuw, maar de hoeve zou reeds uit de 15de eeuw dateren.

Gevaert vond in een document van 1478 de eerste vermelding van de hoeve terug, bewoond door Jan Van Cothem. Desmedt meent dat dit pas in 1494 het geval is. De hoeve wordt voorgesteld op de kaart van Pieter Pourbus (1551-1571). We zien een groot vierkant omgracht erf dat drie volumes omvat waarvan zeker twee in steen. In 1628 wordt de hoeve in de archieven als vervallen beschreven. In 1640 worden vermoedelijk nieuwe hoevegebouwen opgetrokken, op de plaats van de huidige. In 1684 wordt bijna de volledige bebouwing langs de Oostmoerstraat vernield door Franse troepen. Een archiefbron spreekt van de vernieuwing van de schuur en de "keucken" tussen 1684 en 1685 door Christiaen de Witte, de toenmalige eigenaar. Op de kaart van Ferraris (1771-1778) zien we drie volumes geschikt op een groot omgracht erf met een boomgaard. Het erf is niet enkel toegankelijk via de Oostmoerstraat, een tweede erfoprit leidt vanaf de huidige Hageweg naar de hoeve. Op het Primitief Kadasterplan van 1834 wordt de hoeve op dezelfde manier weergegeven, ten zuiden van de "Oost Moer Weg". Het oost-west georiënteerd woonhuis staat parallel met de straat. Ten zuidwesten daarvan, haaks erop, staat een langwerpig schuurvolume, slechts deels bij de hoeve-uitbating horend. Het derde volume behoort niet tot de hoeve-uitbating. Ten oosten van de hoevegebouwen lag de boomgaard. In 1864 wordt aan het noordelijke deel van het schuurvolume een woongedeelte gebouwd. Nog voor 1877 wordt het oude woonhuis verbouwd en vergroot; vermoedelijk wordt hierbij het laaghuis een halve verdieping verhoogd, zodat het zadeldak van opkamer- en lage traveeën doorloopt. In 1880 wordt het noordelijke stuk schuur met bijhorend tweede woonhuis aangekocht en verenigd met het zuidelijke stuk schuur. Ten westen van het eerste woonhuis verschijnt een bakhuisje. Daarmee wordt de hoeve aanzienlijk uitgebreid. In 1893 wordt het tweede woonhuis omgevormd tot landgebouw en verenigd met de rest van de schuur. In 1896 koopt baron Edmond le Bailly de Tilleghem-de Man de hoeve. Tussen 1893 en 1990 verdwijnt het bakhuisje. In 1990 wordt de hoeve uitgebreid.

Historische hoeve met losse bestanddelen, geschikt ten noorden en ten zuiden van een onverhard, begraasd erf met een grote fruitboom, gelegen aan de straat. Het boerenhuis is het oudste volume en gaat mogelijk in kern terug tot de 17de eeuw. Het betreft een witgekalkte, verankerde baksteenbouw op gepekte plint, bestaande uit drie delen: een opkamer van twee traveeën op een dubbele kelder met tongewelf, een laaghuis van twee traveeën dat vermoedelijk bij de verbouwingen in 1880 met een halve bouwlaag is verhoogd en onder hetzelfde zadeldak is gevat als de opkamer. Ten slotte een zomerkeuken ten westen, onder een lager pannen zadeldak, mogelijk nieuw gebouwd in 1684, cf. archiefgegevens. Aan straat- en erfzijde licht getoogde muuropeningen; vensters met luiken (straat) of luikduimen (erf) en groen geschilderd schrijnwerk. Aan erfzijde zijn in het laaghuis kleine zoldervensters geplaatst. In de zijpuntgevel van de opkamer een segmentbogige kelderopening. Haaks op het woonhuis, de enkelvoudige dwarsschuur met ten noorden aangebouwde stal. De schuur kan opklimmen tot de 18de of 17de eeuw, het stalvolume werd echter in 1877 toegevoegd als woning, en werd later tot stal verbouwd. Beiden bestaan uit geel-bruine baksteen onder pannen zadeldaken. De muuropeningen van beide volumes werden grotendeels gewijzigd; rood geschilderd schrijnwerk.